redactionele werking

Redactiesecretariaat

Nico Bogaerts en Peter Goris (hoofdredactie), Jacques Delboo (opmaak en abonnementenadministratie). Het redactiesecretariaat staat in voor de coördinatie, de eindredactie en de praktische organisatie van debatten onder de noemer ALERT.

 

Redactieploeg

De redactie is de motor van ALERT. Deze vrijwillig werkende krachten vind je in de rechterkolom van deze webpagina. Redactieleden sturen, publiceren, contacteren, reviewen, evalueren en organiseren debatten en rondetafels. Zij beslissen autonoom over de inhoud op basis van het redactioneel concept. De redactie vergadert minstens vijfmaal per jaar. 

 

Beoogde lezersgroep

Met het medium ALERT richten we ons op het sociaal werk en al haar werkers die betrokken zijn bij de praktische detectie van zorgbehoeften, de organisatie van het uitvoerend werk, het beleid van de sociale ondernemingen, de sociale politiek op alle bestuurlijke niveaus, het sociaal onderzoek en de opleiding sociaal werk.

 

Publicatie- en planningsschema

 

Indienen tekst, klaar voor review

Prepress ('naar Jacques')

nr. 1

1 januari

12 februari

15 maart

nr. 2

1 maart

8 april

15 mei

nr. 3

1 mei

10 juni

15 juli

nr. 4

1 juli

16 september

15 oktober

nr. 5

1 oktober

4 november

15 december

 

 

Opbouw

Het tijdschrift wisselt korte informatieve bijdragen af met lange reflectieve artikels:

 

 

1. Edito (inleidend standpunt van de hoofdredacteur)

 

 

2. Werkveld (goede praktijken, organisatiemanagement, overheidsbeleid)

 

 

3. Gluren bij de buren (bijdragen van buitenlandse correspondenten)

 

 

4. Opinie (korte standpunten en opmerkelijke signalen)

 

5. Brieven van Dikke Freddy (vaste column van Erik Vlaminck)

 

6. Achterflap (treffende citaten als smaakmakers).

 

 

(versie 13.08.2013)

 

   

Van idee tot publicatie

1. Bijdragen kunnen langs twee wegen in ALERT verschijnen. Ofwel is er al een tekst, spontaan ingestuurd door de auteur(s). Ofwel is er nog geen tekst en neemt de redactie het initiatief om een thema af te bakenen en een auteur aan te spreken. In dat geval wordt aan de auteur gevraagd nog geen publicatie uit te schrijven, maar eerst een beknopte vooruitblik (1 tot 2 bladzijden) in te dienen bij het redactiesecretariaat. Vanuit welke maatschappelijke probleemstelling vertrekt de bijdrage? Hoe zal de bijdrage opgebouwd worden? ...
 

2. De redactie bespreekt de tekst (ingeval van spontane insturing) of de beknopte vooruitblik (ingeval bijdrage op vraag van redactie). De bedoeling van dit redactioneel debat is om de auteur(s) verder te ondersteunen door bijkomende overwegingen of denkpistes te bezorgen. Deze communicatie gebeurt ofwel door het redactiesecretariaat ofwel door een daartoe aangeduid redactielid. In het laatste geval wordt de communicatie vanop afstand -via cc- gevolgd door het redactiesecretariaat. Er wordt niet alleen zorgvuldig gecommuniceerd over inhoud, maar ook over vorm en inleverdatum.

3. De auteur bezorgt zijn ontwerptekst aan het redactiesecretariaat. Er wordt een reviewer aangesteld, veelal een redactielid. Die formuleert inhoudelijke feedback, onder andere rekening houdend met de eerder geformuleerde redactionele verwachtingen en suggesties. Indien een auteur zelf ook redactielid is van ALERT, dan kan het aangewezen zijn om een externe reviewer aan te duiden. De reviewer bezorgt via het redactiesecretariaat zijn feedback aan de auteur. Vindt de reviewer anonimiteit van ondergeschikt belang dan kan hij rechtstreeks communiceren met de auteur (cc. aan redactiesecretariaat).

4. De auteur stuurt zijn eindversie door aan het redactiesecretariaat. Dat neemt vanaf dan de verantwoordelijkheid over voor de eindredactieNa die eindredactie i.f.v. de eenvormigheid, de leesbaarheid, de titels en de taalcorrectie wordt de publiceerklare bijdrage voor akkoord aan de auteur bezorgd. Pas na die formele goedkeuring kan gepubliceerd worden.

5. Publicatie in ALERT gebeurt onder de verantwoordelijkheid van de auteur. Gezien het intensieve redactionele werk voor ALERT, wordt het nadien enkel elders gepubliceerd, in overleg met de hoofdredacteur én met bronvermelding. De auteurs ontvangen een gratis exemplaar van het nummer. Op hun vraag kunnen er kosteloos meerdere exemplaren afgeleverd worden. Een gepubliceerd nummer wordt zes maanden later in pdf-vorm op de website geplaatst om ze met de nodige protectie van de abonnees beschikbaar te stellen voor opleiders en studenten, teamcoördinatoren en sociale werkers.

 

(versie 27-09-2011)

   

Auteursrichtlijnen

Omvang en formaat

Eén pagina in ALERT telt om en bij de 550 woorden. Een standaard bijdrage omvat ongeveer 3000 woorden (werkveld, gluren bij de buren,... zie verder), een opiniestukje mikt op 1000 woorden. De tekst wordt zo ‘schoon’ mogelijk aangeleverd in Word-formaat. Inspringen, lettertypewisselingen, kaders, lijnen,… blijven beperkt tot het strikt noodzakelijke.
 

Inhoud en kwaliteit

ALERT profileert zich op het snijpunt van beleid, uitvoerend werk, opleiding en wetenschappelijk onderzoek en verkiest daarom bijdragen die uitnodigen tot reflectie. Elke bijdrage vertrekt vanuit een heldere maatschappelijke probleemstelling: 'waarover gaat het hier'? Zo krijgt een lezer meteen greep op het thema. Dat motiveert het leesproces. Publicaties hebben bij voorkeur een intersectorale of inclusieve reikwijdte. Rapportering wordt aanvaard als daarin ook reflecties vervat zijn die het project overstijgen en als er aandacht is voor de ruimere beleidsimplicaties. Ook wetenschappelijk onderzoek komt slechts aan bod in zoverre de gevolgen van de onderzoeksresultaten voor praktijk en beleid verduidelijkt worden.

 

Stijl, vorm en taal

Alle bijdragen zouden toegankelijk en vlot leesbaar moeten zijn. We beseffen dat dit een moeilijke combinatie is en dus een nobel streven. Volgende suggesties illustreren dat het kan:
 
  • Maak abstracte overwegingen concreethoewel zorgvuldige analyses complex kunnen zijn, verplicht een goede auteur zichzelf om zijn overwegingen optimaal te concretiseren met voorbeelden, schetsen van vergelijkbare situaties in een herkenbare context of verwijzing naar een actuele gebeurtenis. Bij de (eind)redactie wordt hieraan bijzondere aandacht besteed. Gebruik actieve werkwoordsvormen, dat leest aangenamer. ‘Er kan vastgesteld worden dat…’, wordt ‘We stellen vast dat…’.
  • Gebruik paragrafen: zo krijgt de tekst reliëf en worden té lange en weinig uitnodigende stukken tekst vermeden. Vermijd te lange zinnen en opsommingen. Een lezer raakt de weg kwijt in een ellenlange volzin waarin niet meer duidelijk is welke bijzin waar hoort. Knip té lange volzinnen dus rustig door. Ook opsommingen horen niet thuis in ALERT: tracht die te verwerken in samenhangende paragrafen, die getuigen van betere reflectie.
  • Gebruik titels en subtitels: kies ter wille van de vormgeving een korte titel voor uw bijdrage, met maximum 5 woorden. Gebruik geregeld en goed gespreid ook de nodige subtitels. Ook dit geeft de tekst meer reliëf en komt de leesbaarheid ten goede. Beperk u tot één titelniveau (hoofdtitel en subtitels, dus geen 2.1.3.a.). Kies goede titels: kort en uitnodigend.
  • Start uw bijdrage met een gecursiveerd en gecentreerd citaat uit de eigen bijdrage dat de kern van uw betoog weergeeft. De auteur kan dit citaat zelf suggereren, maar de uiteindelijke keuze ligt bij de eindredacteur. En onderteken tot slot de bijdrage met de namen van alle auteurs, met vermelding van hun organisatie en e-mailadres. Let wel: de auteurs zijn verantwoordelijk voor de inhoud van hun bijdrage, tenzij uitdrukkelijk anders wordt vermeld.
 

Voetnoten en eindnoten

Er wordt nooit met voetnoten gewerkt. Ook eindnoten zien we liever niet. Onze redenering? Wat belangrijk is moet in de tekst, wat niet belangrijk is moet niet in de tekst. Overweeg je een voet- of eindnooit, vraag je dan vooral af of de inhoud van dat tekstdeel niet geïntegreerd kan worden in de hoofdtekst. Indien het een ondergeschikt detail betreft, laat het dan gewoon weg.
 

Bibliografische referenties

ALERT is geen wetenschappelijk tijdschrift. Bibliografische referenties blijven dan ook beperkt. Zij dienen om oorspronkelijke auteurs aan te geven of de lezer de weg te wijzen naar sleutelpublicaties. Literatuurverwijzingen worden tussen haakjes opgenomen in de tekst en wel als volgt: auteur, jaartal, blz. (bv. Van Dongen, 2004, 40). De verwijzing naar de bladzijde is facultatief, bijvoorbeeld bij verwijzing naar citaat of specifieke gedachtegang die op die bladzijde is terug te vinden.

Op het einde van de bijdrage wordt op de volgende wijze een volledige bibliografische lijst opgenomen.
 
  • Voor een boek: Huyse, L. (1994), De politiek voorbij, Leuven, Kritak.
  • Voor een artikel in een tijdschrift: Janssen, P. (2004), ‘Een verhaal van opsluiten en uitsluiten’, Alert, 3, 65-71.
  • Voor een artikel in een reader: Van Menxel, G. (2002), ‘Is er nog plaats voor armoedebestrijding in het nieuwe lokaal sociaal beleid ?’, in Vranken, J., De Boyser, K., Geldof, D. en Van Menxel, G. (red.), Armoede en sociale uitsluiting. Jaarboek 2002, Leuven, Acco.
 
Liever dan een volledige en gedetailleerde opsomming van bibliografische werken, verwacht de lezer interessante leestips en aanbevelingen van werken die het onderwerp van uw bijdrage op een originele manier belichten, vanuit een interessante invalshoek, met een verrassende aanpak, een verfrissende kijk, een vernieuwende methodiek, …

 

Tekstopmaak

We werken uitsluitend met enkele aanhalingstekens. Cursief (italics) en Vet (bold) wordt niet gebruikt in de lopende tekst en door de vormgever uitsluitend in titels en subtitels. Afkortingen gebruik je minimaal en enkel in zoverre ze herkenbaar en aanvaard zijn. Gebruik nooit afkortingen voor organisaties of fondsen, tenzij ze bij het eerste gebruik in de tekst toegelicht werden. Bijvoorbeeld: Sociaal Impulsfonds (SIF). Verder in de tekst mag de afkorting SIF dan gehanteerd worden. Wees spaarzaam met gedachtestreepjes. Kan het niet zonder? Komma’s moeten de leesbaarheid ten goede komen. Strikt genomen is een komma enkel noodzakelijk tussen twee werkwoordsvormen die van elkaar onderscheiden zijn en tussen hoofd- en bijzin die van elkaar onderscheiden zijn.
 
(versie 22.12.2013)

 

   

onze redacteurs

 

  • Karl Andriessens (Federatie Tele-Onthaaldiensten)

  • Lieve Balcaen (Steunpunt Jeugdhulp)

  • Helen Blow (Steunpunt Algemeen Welzijnswerk)

  • Valérie Carrette (Steunpunt WVG)

  • Bob Cools (CGGZ Mechelen)

  • Kurt De Backer (CAW Oost-Brabant)

  • Hilde Geudens (Tonuso)

  • Wendy Metten (FSO)

  • Jeroen Peeters (sociale zaken, OCMW Turnhout)

  • Ludo Serrien (Steunpunt Algemeen Welzijnswerk)

  • Jan Steyaert (Expertisecentrum Dementie Vlaanderen, Universiteit Antwerpen)

  • Michel Tirions (Artesis Hogeschool Antwerpen)

  • Véronique Vancoppenolle (CAW Oost-Vlaanderen)  

  • Joris Van Puyenbroeck (HU Brussel)

  • Bea Van Robaeys (Karel de Grotehogeschool)

  • Bert Van Rumst (FSO)

  • Myriam Vanvinckenroye (Vlaams Huurdersplatform) 

  • Heidi Zwaenepoel (Samenlevingsopbouw Antwerpen)

  • Nico Bogaerts (POW, hoofdredactie)

  • Peter Goris (POW, hoofdredactie)